Lekker medicijn

Aan het eind van de zestiende eeuw horen Europeanen voor het eerst over koffie. Handelsreizigers en botanisten uit het Midden-Oosten vertelden over de geneeskracht van koffie, allerlei kwalen zouden erdoor verdwijnen. Je zou er vrolijk van worden en viriel en het was daarbij nog erg lekker ook. Daar zagen de Europese kooplieden wel een mooie handel in!

Van Arabië naar Oost-Indië

Venetië was in die tijd hét handelscentrum van Europa en had goede betrekkingen met het Midden Oosten. Italiaanse kooplieden grepen daarom hun kans op de Europese koffieprimeur. Al snel werd koffie een hype in de handel tussen Europa en het Midden Oosten. Maar vooral Nederlandse handelaren waren niet gecharmeerd van de monopoliepositie van de Arabieren.

Als ze zelf koffie zouden verbouwen, hoefden ze hem niet te kopen van de Arabieren. En zouden ze er veel meer mee kunnen verdienen. Ze smokkelden de koffieplant mee naar Europa en brachten hem naar de Oost-Indische koloniën Java, Sumatra en Timor. De Verenigde Oost-Indische Compagnie begon daarna ook koffie te verbouwen op Ceylon (Sri Lanka). 

Koffie uit alle windstreken

Misschien denk je: er komt toch ook heel veel koffie uit Amerika? Dat klopt. Zowel de Nederlanders als de Fransen brachten koffieplanten naar hun koloniën in Zuid-Amerika. Koffie gedijt goed in het subtropische klimaat rond de evenaar.

Rond de negentiende eeuw waren er koffieplantages zowel in “De Oost” als in “De West”. En na 1900 begonnen Duitse kolonisten met het verbouwen van koffie in Kenia en Tanzania. Inmiddels zijn er meer dan tachtig landen ter wereld die koffie produceren. En wereldwijd zijn er miljoenen koffieboeren. De meeste koffie die we drinken komt uit Brazilië, Colombia, Vietnam en Indonesië.